De Messias bloeit 63 maal op in de Psalmen.
Wanneer we de Psalmen zien als een plant, dan zien we daar drieënzestig maal de naam van de Messias in opbloeien. De naam van de Messias wordt door de engel aan Joseef gegeven met de woorden: “Zij zal een zoon baren en gij zult Hem de naam Jesjoeah geven. Want Hij is het, die zijn volk zal redden van hun zonden.”(Matth.1:21). Zijn Hebreeuwse naam is Jesjoeah (יְשׁוּעָה). In zijn naam zit op Hebreeuwse wijze zijn opdracht verborgen: Het betekenisveld van het woord jesjoeah bestaat uit de woorden ‘heil’, ‘hulp, ‘verlossing’, ‘redding’, ‘overwinning’ en ‘bevrijding’. We vinden twee van deze betekenissen terug in de namen: Verlosser en Heiland.
De NBG vertaalt de verschillende vormen van ‘jesjoeah’ als volgt:
Omdat we deze naam in onze Bijbels vanuit het Grieks lezen (Ἰησοῦν - Iesoes - Jezus), herkennen we zijn naam niet meer in de Psalmen en de rest van Tenach.
Jesjoea zei: “Dit zijn mijn woorden, die Ik tot u sprak, toen Ik nog bij u was, dat alles wat over Mij geschreven staat in de wet van Mozes en de profeten en de psalmen moet vervuld worden.”
Zijn komst wordt niet alleen beschreven, maar zijn naam staat zelfs op vele plaatsen verborgen in de Hebreeuwse grondtekst. Om inzicht te geven in zijn naam in de Psalmen worden hieronder deze 63 psalmverzen in het Hebreeuws met transliteratie afgedrukt, waarbij de Hebreeuwse naam van Jesjoea vergroot wordt weergegeven. Als Nederlandse vertaling gebruik ik de NBG-vertaling.
Boek 1 van de Psalmen (Psalm 1 t/m 41)
1. Psalm 3:9 “De verlossing is van de Here, uw zegen zij over uw volk. Sela”
לַיהוָה הַיְשׁוּעָה עַל-עַמְּךָ בִרְכָתֶךָ סֶּלָה
La JHWH ha jesjoeah al amcha virkatècha. Selah
2. Psalm 9:15 “opdat ik verhale al uw roemrijke daden, in de poorten der dochter van Sion juiche over uw heil.”
לְמַעַן אֲסַפְּרָה כָּל-תְּהִלָּתֶיךָ בְּשַׁעֲרֵי בַת-צִיּוֹן--אָגִילָה בִּישׁוּעָתֶךָ
Le maän asaperah kol tehilatècha be sjaäré vat tsion agilah bi sjoeatècha
3. Psalm 13:6 “Ik echter vertrouw op uw goedertierenheid, over uw verlossing juicht mijn hart.
וַאֲנִי בְּחַסְדְּךָ בָטַחְתִּי-יָגֵל לִבִּי בִּישׁוּעָתֶךָ
Wa ani be chasdecha wa tachti jagèl libi bi sjoeatècha
4. Psalm 14:7 “Och, dat uit Sion Israëls redding daagde! Als de Here een keer brengt in het lot van zijn volk, dan zal Jakob juichen, Israël zich verheugen.”
מִי יִתֵּן מִצִּיּוֹן יְשׁוּעַת יִשְׂרָאֵל בְּשׁוּב יְהוָה שְׁבוּת עַמּוֹ יָגֵל יַעֲקֹב יִשְׂמַח יִשְׂרָאֵל
Mi jitèn mi tzion jesjoeat jisraël be sjoev JHWH sjewoet amo jagèl jaäcov jismach jisraël
5. Psalm 18:3 “o Here, mijn steenrots, mijn vesting en mijn bevrijder, mijn God, mijn Rots, bij wie ik schuil, mijn schild, hoorn mijns heils, mijn burcht.”
יְהוָה סַלְעִי וּמְצוּדָתִי וּמְפַלְטִי אֵלִי צוּרִי אֶחֱסֶה-בּוֹ מָגִנִּי וְקֶרֶן-יִשְׁעִי מִשְׂגַּבִּי
JHWH sali oemtsoedati oemfalti eli tsoeri echèsèh bo magini we qèrèn jisji misgabi
6. Psalm 18:36 “Ook gaaft Gij mij het schild uws heils, en uw rechterhand ondersteunde mij, uw nederbuigende goedheid maakte mij groot.”
וַתִּתֶּן-לִי מָגֵן יִשְׁעֶךָ וִימִינְךָ תִסְעָדֵנִי וְעַנְוַתְךָ תַרְבֵּנִי
Wa titèn li magèn jisjècha wiminecha tisadeni we anwatecha tarbeni
7. Psalm 18:47 “De Here leeft. Geprezen zij mijn Rots, en verhoogd zij de God mijns heils,
חַי-יְהוָה וּבָרוּךְ צוּרִי וְיָרוּם אֱלוֹהֵי יִשְׁעִי
Chai JHWH oevaroech tsoeri we jaroem èlohé jisji
8. Psalm 20:6 “Wij willen juichen over uw overwinning, en in de naam van onze God de vaandels opsteken; de Here vervulle al uw begeerten.”
נְרַנְּנָה בִּישׁוּעָתֶךָ וּבְשֵׁם-אֱלֹהֵינוּ נִדְגֹּל יְמַלֵּא יְהוָה כָּל-מִשְׁאֲלוֹתֶיךָ
Ne ranenah bi sjoeatècha oevsjem èlohénoe nidegol jemalé JHWH kol misjalotècha
9. Psalm 21:2 “Here, over uw macht verheugt zich de koning, hoezeer juicht hij over uw heil.”
יְהוָה בְּעָזְּךָ יִשְׂמַח-מֶלֶךְ וּבִישׁוּעָתְךָ מַה-יגיל (יָּגֶל) מְאֹד
JHWH be azecha jismach melech oevi sjoeatcha mah jagèl meod
10. Psalm 21:6 “Groot is zijn eer door uw heil, majesteit en luister hebt Gij hem toebedeeld;”
גָּדוֹל כְּבוֹדוֹ בִּישׁוּעָתֶךָ הוֹד וְהָדָר תְּשַׁוֶּה עָלָיו
Gadol kevodo bi sjoeatècha hod we hadar tesjoeèh alaiw
11. Psalm 24:5 “Die zal van de Here een zegen wegdragen en gerechtigheid van de God zijns heils.”
יִשָּׂא בְרָכָה מֵאֵת יְהוָה וּצְדָקָה מֵאֱלֹהֵי יִשְׁעוֹ
Jisa we rachah meët JHWH oetsedàqà mé elohé jisjo
12. Psalm 25:5 “leid mij in uw waarheid en leer mij, want Gij zijt de God mijns heils, U verwacht ik de ganse dag.”
הַדְרִיכֵנִי בַאֲמִתֶּךָ וְלַמְּדֵנִי כִּי-אַתָּה אֱלֹהֵי יִשְׁעִי אוֹתְךָ קִוִּיתִי כָּל-הַיּוֹם
Ha drichéni wa amitècha we lamdéni ki atah elohé jisjei otcha qioeiti kol ha jom
13. Psalm 27:1 “De Here is mijn licht en mijn heil, voor wie zou ik vrezen? De Here is mijns levens veste, voor wie zou ik vervaard zijn?”
יְהוָה אוֹרִי וְיִשְׁעִי מִמִּי אִירָא יְהוָה מָעוֹז-חַיַּי מִמִּי אֶפְחָד
JHWH ori we jisji mimi ira JHWH maoz chajai mimi efchad
14. Psalm 27:9 “Verberg uw aangezicht niet voor mij, wijs uw knecht niet af in toorn, Gij waart mijn hulp; verwerp mij niet en verlaat mij niet, o God mijns heils.”
אַל-תַּסְתֵּר פָּנֶיךָ מִמֶּנִּי אַל תַּט-בְּאַף עַבְדֶּךָ עֶזְרָתִי הָיִיתָ אַל-תִּטְּשֵׁנִי וְאַל-תַּעַזְבֵנִי אֱלֹהֵי יִשְׁעִי
Al tastèr panècha mimèni al tat be af avdècha ezrati ha jijeta al titsjéni we al taäzvéni elohé jisji
15. ֹ Psalm 35:3 “zwaai speer en strijdbijl tegen mijn vervolgers, zeg tot mijn ziel: Ik ben uw verlossing.”
וְהָרֵק חֲנִית וּסְגֹר לִקְרַאת רֹדְפָי אֱמֹר לְנַפְשִׁי יְשֻׁעָתֵךְ אָנִי
We harèq chanit oesgor liqrat rodefai èmor le nafsji jesjoeatèch ani
16. Psalm 35:9 “Maar mijn ziel juicht in de Here, jubelt in zijn verlossing;”
וְנַפְשִׁי תָּגִיל בַּיהוָה תָּשִׂישׂ בִּישׁוּעָתוֹ
We nafsji tagil ba JHWH tasis bi sjoeato
17. Psalm 37:39 “Doch het heil der rechtvaardigen is van de Here, hun schutse ten tijde der benauwdheid;”
וּתְשׁוּעַת צַדִּיקִים מֵיְהוָה מָעוּזָּם בְּעֵת צָרָה
Oetsjoeat tsadiqim mé JHWH maoezam be èt tsarah
18. Psalm 38:23 “Haast U, mij ter hulpe, Here, mijn heil.”
חוּשָׁה לְעֶזְרָתִי אֲדֹנָי תְּשׁוּעָתִי
Choesjah le èzrati adonai te sjoeati
19. Psalm 40:11 “Uw gerechtigheid verberg ik niet in mijn hart, van uw trouw en uw heil spreek ik, uw goedertierenheid en uw waarheid verheel ik niet voor een grote gemeente.”
צִדְקָתְךָ לֹא-כִסִּיתִי בְּתוֹךְ לִבִּי אֱמוּנָתְךָ וּתְשׁוּעָתְךָ אָמָרְתִּי לֹא-כִחַדְתִּי חַסְדְּךָ וַאֲמִתְּךָ לְקָהָל רָב
Tsideqatecha lo kisiti be toch libi emoenatcha oet sjoeatecha amarti lo chichadeti chasdecha wa amitcha qahal rav
20. Psalm 40:17 “Laten in U jubelen en zich verheugen allen die U zoeken; laten wie uw heil liefhebben, bestendig zeggen: De Here is groot!”
יָשִׂישׂוּ וְיִשְׂמְחוּ בְּךָ כָּל-מְבַקְשֶׁיךָ יֹאמְרוּ תָמִיד יִגְדַּל יְהוָה אֹהֲבֵי תְּשׁוּעָתֶךָ
Jasisoe we jismechoe becha kol mewaqsjècha jomroe tamid jigdal JHWH ohawé tesjoeatècha
Boek 2 van de Psalmen (Psalm 42 t/m 72)
21. Psalm 50:23 “Wie lof offert, eert Mij, en baant de weg, dat Ik hem Gods heil doe zien.”
זֹבֵחַ תּוֹדָה יְכַבְּדָנְנִי וְשָׂם דֶּרֶךְ אַרְאֶנּוּ בְּיֵשַׁע אֱלֹהִים
Zoveach todah jechabedaneni we sam derèch arenoe be jésja elohim
22. Psalm 51:14 “hergeef mij de blijdschap over uw heil, en laat een gewillige geest mij schragen.”
הָשִׁיבָה לִּי שְׂשׂוֹן יִשְׁעֶךָ וְרוּחַ נְדִיבָה תִסְמְכֵנִי
Hasjivah li seson jisjècha we roeach nedivah tismechéni
23. Psalm 51:16 “Red mij van bloedschuld, o God, God mijns heils, laat mijn tong over uw gerechtigheid jubelen;”
הַצִּילֵנִי מִדָּמִים אֱלֹהִים אֱלֹהֵי תְּשׁוּעָתִי תְּרַנֵּן לְשׁוֹנִי צִדְקָתֶךָ
Hatsiléni mi damim elohim elohé te sjoeati teranén le sjoni tsideqatècha
24. Psalm 53:7 “Och, dat uit Sion Israëls redding daagde! Als God een keer brengt in het lot van zijn volk, dan zal Jakob juichen, Israël zich verheugen.”
מִי יִתֵּן מִצִּיּוֹן יְשֻׁעוֹת יִשְׂרָאֵל בְּשׁוּב אֱלֹהִים שְׁבוּת עַמּוֹ יָגֵל יַעֲקֹב יִשְׂמַח יִשְׂרָאֵל
Mi jiten mi tsion jesjoeot jisraël be sjoev elohim sjevoet amo jagèl ja’acov jismach jisraël
25. Psalm 62:2 “Waarlijk, mijn ziel keert zich stil tot God, van Hem is mijn heil;”
אַךְ אֶל-אֱלֹהִים דּוּמִיָּה נַפְשִׁי מִמֶּנּוּ יְשׁוּעָתִי
Ach el elohim doemijah nafsji mimenoe jesjoeati
26. Psalm 62:3 “waarlijk, Hij is mijn rots en mijn heil, mijn burcht, ik zal niet te zeer wankelen.”
אַךְ-הוּא צוּרִי וִישׁוּעָתִי מִשְׂגַּבִּי לֹא-אֶמּוֹט רַבָּה
Ach hoe tsoeri wisjoeati misgabi lo emot rabah
27. Psalm 62:7 “waarlijk, Hij is mijn rots en mijn heil, mijn burcht, ik zal niet wankelen.”
אַךְ-הוּא צוּרִי וִישׁוּעָתִי מִשְׂגַּבִּי לֹא אֶמּוֹט
ach hoe tsoeri wisjoeati misgabi lo emot
28. Psalm 62:8 “Op God rust mijn heil en mijn eer, mijn sterke rots, mijn schuilplaats is in God.”
עַל-אֱלֹהִים יִשְׁעִי וּכְבוֹדִי צוּר-עֻזִּי מַחְסִי בֵּאלֹהִים
al elohim jisji oechvodi tsoer oezi machsi bélohim
29. Psalm 65:6 “Met geduchte daden antwoordt Gij ons in gerechtigheid, o God van ons heil, Gij, vertrouwen van alle einden der aarde en van de verste zeeën;”
נוֹרָאוֹת בְּצֶדֶק תַּעֲנֵנוּ אֱלֹהֵי יִשְׁעֵנוּ מִבְטָח כָּל-קַצְוֵי-אֶרֶץ וְיָם רְחֹקִים
noraot be tsèdèq ta’anénoe elohé jisjénoe mivtach kol qatswé erets we jam rechoqim
30. Psalm 68:20 “Geprezen zij de Here. Dag aan dag draagt Hij ons; die God is ons heil. Sela”
בָּרוּךְ אֲדֹנָי יוֹם יוֹם יַעֲמָס-לָנוּ הָאֵל יְשׁוּעָתֵנוּ סֶלָה
Baroech adonai jom jom ja’amas lanoe haël jesjoeaténoe sela
31. Psalm 68:21 “Die God is ons een God van uitreddingen, bij de Here Here zijn uitkomsten tegen de dood.”
הָאֵל לָנוּ אֵל לְמוֹשָׁעוֹת וְלֵיהוִה אֲדֹנָי לַמָּוֶת תֹּצָאוֹת
Ha’el lanoe el lemosja’ot we léhwi adonai la mawet totsa’ot
32. Psalm 69:13 “Maar mijn gebed is tot U, Here, ten tijde des welbehagens; o God, antwoord mij naar uw grote goedertierenheid met uw trouwe hulp.
וַאֲנִי תְפִלָּתִי לְךָ יְהוָה עֵת רָצוֹן אֱלֹהִים בְּרָב-חַסְדֶּךָ עֲנֵנִי בֶּאֱמֶת יִשְׁעֶךָ.
Wa’ani tefilati lecha JHWH et ratson elohim be rav chasdècha anéni be’emet jisjècha
33. Psalm 69:30 “Maar ik ben ellendig en in smart, uw heil, o God, bescherme mij.”
וַאֲנִי עָנִי וְכוֹאֵב יְשׁוּעָתְךָ אֱלֹהִים תְּשַׂגְּבֵנִי
Wa ani ani we choëv jesjoeatècha elohim tesagevéni
34. Psalm 70:5 “Laten in U jubelen en zich verheugen allen die U zoeken; laten wie uw heil liefhebben, bestendig zeggen: God is groot!”
יָשִׂישׂוּ וְיִשְׂמְחוּ בְּךָ כָּל-מְבַקְשֶׁיךָ וְיֹאמְרוּ תָמִיד יִגְדַּל אֱלֹהִים אֹהֲבֵי יְשׁוּעָתֶךָ
Jasisoe we jismechoe becha kol mevaqsjècha we jomroe tamid jigdal elohim ohavé jesjoeatècha
35. Psalm 71:15 “mijn mond zal uw gerechtigheid vertellen, de ganse dag uw heil, want ik weet de maat daarvan niet.”
פִּי יְסַפֵּר צִדְקָתֶךָ כָּל-הַיּוֹם תְּשׁוּעָתֶךָ כִּי לֹא יָדַעְתִּי סְפֹרוֹת
Pi jesapèr tsidqatècha kol ha jom te sjoeatècha ki lo jadati seforot
Boek 3 van de Psalmen (Psalm 73 t/m 89)
36. Psalm 74:12 “Toch is God mijn Koning van oudsher, die in het midden der aarde verlossing bewerkt.”
וֵאלֹהִים מַלְכִּי מִקֶּדֶם פֹּעֵל יְשׁוּעוֹת בְּקֶרֶב הָאָרֶץ
Wélohim malki mi qèdèm poël jesjoeot be qèrèv ha arets
37. Psalm 78:22 “omdat zij in God niet geloofden en op zijn hulp niet vertrouwden.”
כִּי לֹא הֶאֱמִינוּ בֵּאלֹהִים וְלֹא בָטְחוּ בִּישׁוּעָתוֹ
Ki lo hè èminoe bélohim we lo vatchoe bi sjoeato
38. Psalm 79:9 “Help ons, o God van ons heil, om de heerlijkheid van uw naam; red ons en doe verzoening over onze zonden om uws naams wil.”
עָזְרֵנוּ אֱלֹהֵי יִשְׁעֵנוּ עַל-דְּבַר כְּבוֹד-שְׁמֶךָ וְהַצִּילֵנוּ וְכַפֵּר עַל-חַטֹּאתֵינוּ לְמַעַן שְׁמֶךָ
Azrénoe elohé jisjénoe al devar kevod sjemècha we ha tsilenoe we chapèr alchatoténoe lemaän sjemècha
39. Psalm 85:5 “Herstel ons, o God van ons heil, doe teniet uw afkeer van ons!”
שׁוּבֵנוּ אֱלֹהֵי יִשְׁעֵנוּ וְהָפֵר כַּעַסְךָ עִמָּנוּ
Sjoevénoe elohé jisjénoe we hafèr kaäscha imanoe
40. Psalm 85:8 “O Here, toon ons uw goedertierenheid, en schenk ons uw heil!”
הַרְאֵנוּ יְהוָה חַסְדֶּךָ וְיֶשְׁעֲךָ תִּתֶּן-לָנוּ
Harénoe JHWH chasdècha we jèsjacha titèn lanoe
41. Psalm 85:10 “Waarlijk, zijn heil is nabij hen die Hem vrezen, zodat heerlijkheid in ons land woont.”
אַךְ קָרוֹב לִירֵאָיו יִשְׁעוֹ לִשְׁכֹּן כָּבוֹד בְּאַרְצֵנוּ
Ach qarov li réaiw jisjo lisjkon kavod be artzénoe
42. Psalm 88:2 “Here, God van mijn heil, des daags roep ik, des nachts ben ik vóór uw ogen.”
יְהוָה אֱלֹהֵי יְשׁוּעָתִי יוֹם-צָעַקְתִּי בַלַּיְלָה נֶגְדֶּךָ
JHWH elohé jesjoeati jom tsaäqti wa lailah nègdècha
43. Psalm 89:27 “Hij zal tot Mij zeggen: Gij zijt mijn Vader, mijn God en de rots van mijn heil.”
הוּא יִקְרָאֵנִי אָבִי אָתָּה אֵלִי וְצוּר יְשׁוּעָתִי
Hoe jiqraéni avi atah eli we tsoer jesjoeati
Boek 4 van de Psalmen (Psalm 90 t/m 106)
44. Psalm 91:16 ”Met lengte van dagen zal Ik hem verzadigen, en Ik zal hem mijn heil doen zien.”
אֹרֶךְ יָמִים אַשְׂבִּיעֵהוּ וְאַרְאֵהוּ בִּישׁוּעָתִי
Orèch jamim asbijéhoe we aréhoe bisjoeati
45. Psalm 95:1 “Komt, laat ons jubelen voor de Here, juichen ter ere van de rots onzes heils.”
לְכוּ נְרַנְּנָה לַיהוָה נָרִיעָה לְצוּר יִשְׁעֵנוּ
Lechoe neranenah la JHWH nariah le tsoer jisjénoe
46. Psalm 96:2 “Zingt de Here, prijst zijn naam, boodschapt zijn heil van dag tot dag.”
שִׁירוּ לַיהוָה בָּרְכוּ שְׁמוֹ בַּשְּׂרוּ מִיּוֹם-לְיוֹם יְשׁוּעָתוֹ
Sjiroe la JHWH barachoe sjmo basroe mi jom le jom jesjoeato
47. Psalm 98:2 “de Here heeft zijn heil bekendgemaakt, zijn gerechtigheid geopenbaard voor de ogen der volken;”
הוֹדִיעַ יְהוָה יְשׁוּעָתוֹ לְעֵינֵי הַגּוֹיִם גִּלָּה צִדְקָתוֹ
Hodia JHWH jesjoeato le ené ha gojim gilah tsideqato
48. Psalm 98:3 “Hij heeft gedacht aan zijn goedertierenheid en aan zijn trouw jegens het huis Israëls; alle einden der aarde hebben aanschouwd het heil van onze God.”
זָכַר חַסְדּוֹ וֶאֱמוּנָתוֹ לְבֵית יִשְׂרָאֵל רָאוּ כָל-אַפְסֵי-אָרֶץ אֵת יְשׁוּעַת אֱלֹהֵינוּ
Zachar chasdo wè emoenato le wét jisraël raoe kol afsé arets et jesjoeat elohénoe
49. Psalm 106:4 “Gedenk mijner, o Here, naar het welbehagen in uw volk, bezoek mij met uw heil,”
זָכְרֵנִי יְהוָה בִּרְצוֹן עַמֶּךָ פָּקְדֵנִי בִּישׁוּעָתֶךָ
Zachréni JHWH birtson amècha paqdéni bisjoeatècha
Boek 5 van de Psalmen (Psalm 107 t/m 150)
50. Psalm 116:13 “De beker der verlossing zal ik opheffen, ik zal de naam des Heren aanroepen.”
כּוֹס יְשׁוּעוֹת אֶשָּׂא וּבְשֵׁם יְהוָה אֶקְרָא
Kos jesjoeot èsa oevsjèm JHWH èqra
51. Psalm 118:14 “De Here is mijn sterkte en mijn psalm, Hij is mij tot heil geweest.”
עָזִּי וְזִמְרָת יָהּ וַיְהִי-לִי לִישׁוּעָה
Azi we zimrat jah wajehi li lisjoeah
52. Psalm 118:15 “Hoort! jubellied en zegezang in de tenten der rechtvaardigen: De rechterhand des Heren doet krachtige daden,”
קוֹל רִנָּה וִישׁוּעָה בְּאָהֳלֵי צַדִּיקִים יְמִין יְהוָה עֹשָׂה חָיִל
Qol rinah wisjoeah be ahalé tsadiqim jemin JHWH osah chajil
53. Psalm 118:21 “Ik loof U, omdat Gij mij geantwoord hebt en mij tot heil geweest zijt.”
אוֹדְךָ כִּי עֲנִיתָנִי וַתְּהִי-לִי לִישׁוּעָה
Odcha ki anitani wathi li lisjoeah
54. Psalm 119:41 “Dat uw goedertierenheid over mij kome, o Here, uw heil naar uw belofte;”
וִיבֹאֻנִי חֲסָדֶךָ יְהוָה תְּשׁוּעָתְךָ כְּאִמְרָתֶךָ
Wivo oeni chasadècha JHWH te sjoeatcha ke imratècha
55. Psalm 119:81 “Mijn ziel smacht naar uw heil, op uw woord hoop ik;”
כָּלְתָה לִתְשׁוּעָתְךָ נַפְשִׁי לִדְבָרְךָ יִחָלְתִּי
Kaltah litsjoeatcha nafsji lidvarcha jichalti
56. Psalm 119:123 “Mijn ogen smachten naar uw heil, en naar het woord uwer gerechtigheid.”
עֵינַי כָּלוּ לִישׁוּעָתֶךָ וּלְאִמְרַת צִדְקֶךָ
Enaj kaloe li sjoeatècha oelimrat tsideqècha
57. Psalm 119:155 “Het heil is verre van de goddelozen, want zij zoeken uw inzettingen niet.”
רָחוֹק מֵרְשָׁעִים יְשׁוּעָה כִּי חֻקֶּיךָ לֹא דָרָשׁוּ
Rachoq meërsjaim jesjoea ki choeqècha lo darasjoe
58. Psalm 119:166 “Op uw heil hoop ik, o Here, en uw geboden doe ik.”
שִׂבַּרְתִּי לִישׁוּעָתְךָ יְהוָה וּמִצְוֹתֶיךָ עָשִׂיתִי
Sibarti li sjoeatcha JHWH oemitswotècha asiti
59. Psalm 119:174 “Naar uw heil verlang ik, o Here, uw wet is mijn verlustiging.”
תָּאַבְתִּי לִישׁוּעָתְךָ יְהוָה וְתוֹרָתְךָ שַׁעֲשֻׁעָי
Taävti li sjoeatcha JHWH we toratcha sjaäsjoeai
60. Psalm 132:16 “haar priesters zal Ik met heil bekleden, haar vromen zullen vrolijk juichen.”
וְכֹהֲנֶיהָ אַלְבִּישׁ יֶשַׁע וַחֲסִידֶיהָ רַנֵּן יְרַנֵּנוּ
We chohanècha al bisj jèsja wa chasidècha ranèn jeranénoe
61. Psalm 140:8 “Here Here, Sterkte mijner verlossing, Gij beschermt mijn hoofd ten dage van de strijd.”
יְהוִה אֲדֹנָי עֹז יְשׁוּעָתִי סַכֹּתָה לְרֹאשִׁי בְּיוֹם נָשֶׁק
JHWH adonai oz jesjoeati sakotah le rosji be jom nasjèq
62. Psalm 144:10 “U, die de koningen de overwinning geeft, en David, uw knecht, bevrijdt van het boze zwaard.”
הַנּוֹתֵן תְּשׁוּעָה לַמְּלָכִים הַפּוֹצֶה אֶת-דָּוִד עַבְדּוֹ מֵחֶרֶב רָעָה
Hanotèn tesjoeah lamlachim hapotsè et david avdo mecherèv raäh
63. Psalm 149:4 “Want de Here heeft een welbehagen in zijn volk, Hij kroont de ootmoedigen met heil.”
כִּי-רוֹצֶה יְהוָה בְּעַמּוֹ יְפָאֵר עֲנָוִים בִּישׁוּעָה
Ki rotsè JHWH be amo jevaër anawim bisjoeah
Inhoudelijke verwijzingen naar de Messias
Naast bovenstaande 63 naamsverwijzingen vinden we inhoudelijk de nodig verwijzingen naar de Messias van Israël.
1 |
DE MESSIAS WAS VAN GOD VERLATEN |
Ps.22:1,2 |
“Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten, verre zijnde van mijn verlossing, bij de woorden van mijn jammerklacht? Mijn God, ik roep des daags, en Gij antwoordt niet, en des nachts, en ik kom niet tot stilte.”
|
Matth.27:46 |
“Omstreeks het negende uur riep Jezus met luider stem, zeggende: Eli, Eli, lama sabachtani? Dat is: Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten?
|
2 |
DE MESSIAS WAS VERACHT VAN HET VOLK |
Ps.22:7 |
“Maar ik ben een worm en geen man, een smaad voor de mensen en veracht door het volk.”
|
Ps.69:20-22 |
“Gij, Gij kent mijn smaad, mijn schaamte en mijn schande; allen die mij benauwen, staan vóór U. 21 De smaad heeft mij het hart gebroken, en ik ben verzwakt. Ik wachtte op een teken van medelijden, maar tevergeefs, op troosters, maar ik vond hen niet. 22 Ja, zij gaven mij gif tot spijze, en lieten mij in mijn dorst azijn drinken.”
|
Ps.118:22 |
“De steen die de bouwlieden versmaad hebben, is tot een hoeksteen geworden;”
|
Marc.9:12 |
“Hij zeide tot hen: Elia komt wel eerst en herstelt alles; maar hoe staat er dan geschreven van de Zoon des mensen, dat Hij veel moet lijden, en dat Hij veracht zal worden?”
|
3 |
DE MESSIAS WERD BESPOT |
Ps.22:8 |
“Allen die mij zien, bespotten mij, zij steken de lip uit, zij schudden het hoofd:”
|
Ps.89:52 |
“waarmee uw vijanden smaden, o Here, waarmee zij smaden de voetsporen van uw gezalfde! (messias)”
|
Ps.69:9-10 |
“Ik ben een vreemde geworden voor mijn broeders, een onbekende voor de zonen van mijn moeder; want de ijver voor uw huis heeft mij verteerd, en de smaadwoorden van wie U smaden, kwamen op mij neder.”
|
Luc.18:31-32 |
“Hij nam de twaalf apart en zei tegen hen: ‘We zijn nu op weg naar Jeruzalem, en alles wat door de profeten is geschreven zal men de Mensenzoon laten ondergaan. 32 Want hij zal worden uitgeleverd aan de heidenen en worden bespot en mishandeld en bespuwd.”
|
Marc.15:20 |
“Nadat ze hem zo hadden bespot, trokken ze hem het purperen gewaad uit en deden hem zijn kleren weer aan. Toen brachten ze hem naar buiten om hem te kruisigen.”
|
4 |
DE MESSIAS WERD GEGESELD |
Psalm 129:3 |
“Ploegers ploegden op mijn rug, zij trokken hun voren lang.”
|
Marcus 14:15 |
“Jezus leverde hij uit om gekruisigd te worden, nadat hij hem eerst nog had laten geselen.”
|
5 |
DE BEENDEREN VAN DE MESSIAS WAREN ONTWRICHT |
Ps.22:15,16
|
“Als water ben ik uitgestort en al mijn beenderen zijn ontwricht; mijn hart is geworden als was, het is gesmolten in mijn binnenste; verdroogd als een scherf is mijn kracht, mijn tong kleeft aan mijn gehemelte; in het stof des doods legt Gij mij neer.”
|
Luc.23:33 |
“Aangekomen bij de plek die de Schedelplaats heet, werd hij gekruisigd.”
|
6 |
HONDEN (heidenen) OMRINGDEN DE MESSIAS
|
Ps.22:17 |
“Want honden hebben mij omringd, een bende boosdoeners heeft mij omsingeld, die mijn handen en voeten doorboren.”
|
Matth.27:27 |
“De soldaten van de prefect namen Jezus mee naar het pretorium en verzamelden de hele cohort om hem heen.”
|
7 |
ZE WIERPEN HET LOT OVER DE KLEDEREN VAN DE MESSIAS |
Ps.22:19 |
“Zij verdelen mijn klederen onder elkander en werpen het lot over mijn gewaad.”
|
Matth.27:35 |
“Nadat ze hem gekruisigd hadden, verdeelden ze zijn kleren onder elkaar door erom te dobbelen,”
|
8 |
AAN HET HOUT KREEG DE MESSIAS GAL EN AZIJN TE DRINKEN |
Ps.69:22 |
“Ja, zij gaven mij gif (gal) tot spijze, en lieten mij in mijn dorst azijn drinken.”
|
Matth.27:34 |
“Ze gaven Jezus met gal vermengde wijn,”
|
9 |
DE BEENDEREN VAN DE MESSIAS WERDEN NIET GEBROKEN |
Ps.34:20 |
“Hij behoedt al zijn beenderen, niet één daarvan wordt gebroken.”
|
Joh.19:33 |
“toen zij bij Jezus gekomen waren en zagen, dat Hij reeds gestorven was, braken zij zijn benen niet,”
|
10 |
DE MESSIAS STOND OP UIT DE DOOD |
Ps.16:10 |
“want Gij geeft mijn ziel niet prijs aan het dodenrijk, noch laat Gij uw gunstgenoot de groeve zien.”
|
Matth.28:6 |
“Hij is hier niet, want Hij is opgewekt, gelijk Hij gezegd heeft;”
|
11 |
DE MESSIAS VOER OP NAAR DE HEMEL |
Ps.68:18-20 |
”Gij zijt opgevaren naar den hoge; Gij hebt gevangenen meegevoerd; Gij hebt gaven in ontvangst genomen onder de mensen, ja ook van weerspannigen – om daar te wonen, o Here God.”
|
Hand.1:9 |
“En nadat Hij dit gesproken had, werd Hij opgenomen, terwijl zij het zagen, en een wolk onttrok Hem aan hun ogen.”
|
12 |
DE MESSIAS ZIT AAN DE RECHTERHAND VAN GOD |
Ps.110:1 |
“Aldus luidt het woord des Heren tot mijn Here: Zet u aan mijn rechterhand, totdat Ik uw vijanden gelegd heb als een voetbank voor uw voeten.”
|
Ps.80:17 |
”Uw bescherming zij over de man van uw rechterhand, over het mensenkind dat Gij U hebt grootgebracht.”
|
Marc.12:36 |
“David zelf heeft door de heilige Geest gezegd: De Here heeft gezegd tot mijn Here: Zet U aan mijn rechterhand, totdat Ik uw vijanden onder uw voeten gelegd heb.”
|
Marc.16:19 |
“De Here [Jesjoea] dan werd, nadat Hij tot hen gesproken had, opgenomen in de hemel en heeft Zich gezet aan de rechterhand Gods.”
|
13 |
DE MESSIAS IS HOGEPRIESTER NAAR DE WIJZE VAN MELCHISEDEK |
Ps.110:4 |
“Gij zijt priester voor eeuwig, naar de wijze van Melchisedek.”
|
Hebr.6:20 |
“waarheen Jezus voor ons als voorloper is binnengegaan naar de ordening van Melchisedek hogepriester geworden in eeuwigheid.”
|
14 |
DE MESSIAS ZAL DE VOLKEN OORDELEN |
Ps.89:4,5 |
“Met mijn uitverkorene heb Ik een verbond gesloten, aan mijn knecht David heb Ik gezworen: Voor altoos zal Ik uw nakroost bevestigen, en uw troon bouwen van geslacht tot geslacht. Sela”
|
1Tim.4:1 |
“Ik betuig u nadrukkelijk voor God en Christus Jezus, die levenden en doden zal oordelen, met beroep zowel op zijn verschijning als op zijn koningschap:”
|
15 |
DE MESSIAS ZAL VOOR EEUWIG REGEREN |
Ps.89:36-38 |
“Eenmaal heb Ik bij mijn heiligheid gezworen: Hoe zou Ik tegenover David liegen! Zijn nakroost zal voor altoos bestaan, zijn troon zal als de zon vóór Mij zijn; als de maan zal hij voor altoos vaststaan, en de getuige aan de hemel is getrouw. Sela”
|
Op.11:15 |
Het koningschap over de wereld is gekomen aan onze Here en aan zijn Gezalfde, en Hij zal als koning heersen tot in alle eeuwigheden.
|
16 |
DE MESSIAS IS DE ZOON VAN GOD |
Ps.2:7 |
”Ik wil gewagen van het besluit des Heren: Hij sprak tot mij: Mijn zoon zijt gij; Ik heb u heden verwekt.”
|
Luc.1:35 |
En de engel antwoordde en zeide tot haar: De heilige Geest zal over u komen en de kracht des Allerhoogsten zal u overschaduwen; daarom zal ook het heilige, dat verwekt wordt, Zoon Gods genoemd worden.
|
17 |
DE MESSIAS SPRAK IN GELIJKENISSEN |
Ps.78:2 |
“ik wil mijn mond tot een spreuk (gelijkenis) opendoen, ik wil aloude verborgenheden verkondigen.”
|
Matth.13:3 |
En Hij sprak tot hen vele dingen in gelijkenissen
|
18 |
DE MESSIAS STILDE DE STORM |
Ps.89:9 |
“Gij heerst over de overmoed der zee; als haar golven zich verheffen, stilt Gij ze.”
|
Marc.4:39 |
En Hij, wakker geworden, bestrafte de wind en zeide tot de zee: Zwijg, wees stil! En de wind ging liggen en het werd volkomen stil.
|
19 |
HET VOLK ZONG HOSANNA |
Ps.118:25-26 |
“Och Here, geef toch heil, och Here, geef toch voorspoed (הוֹשִׁיעָה)! Gezegend hij, die komt in de naam des Heren; wij zegenen u uit het huis des Heren.”
|
Matth.21:9 |
En de scharen, die vóór Hem uit gingen en die volgden, riepen, zeggende:Hosanna de Zoon van David, gezegend Hij, die komt in de naam des Heren; Hosanna in de hoogste hemelen!
|
20 |
DE MESSIAS IS GEZEGEND VOOR ALTIJD |
Ps.45:2-3 |
“ik draag mijn gedicht een koning voor, mijn tong is de stift van een vaardig schrijver. Gij zijt schoner dan de mensenkinderen, liefelijkheid is over uw lippen uitgegoten; daarom heeft God u voor altoos gezegend.”
|
Ps.45:7-8 |
“Uw troon, o God, staat voor altoos en eeuwig, uw koninklijke scepter is een rechtmatige scepter. Gij hebt gerechtigheid lief en haat goddeloosheid; daarom heeft, o God, uw God u gezalfd met vreugdeolie boven uw metgezellen;”
|
Rom.9:4,5 |
immers, zij zijn Israëlieten, hunner is de aanneming tot zonen en de heerlijkheid en de verbonden en de wetgeving en de eredienst en de beloften: 5 hunner zijn de vaderen en uit hen is, wat het vlees betreft, de Christus, die is boven alles, God, te prijzen tot in eeuwigheid! Amen. |