Dèvorah, de vrouw met de toortsen
In de Bijbel komen we twee vrouwen tegen met de naam Dèvorah: Dèvorah (דְּבֹרָה) de voedster van Rivka of Rebekka (Gen35:8) en Dèvorah (דְּבוֹרָה) de rechter, profetes, dichteres en militair strateeg. Deze studie gaat over de tweede persoon.
“De profetes Debora, de vrouw van Lappidot, richtte destijds Israël; zij was gewoon zitting te houden onder de Deborapalm tussen Rama en Bet-El op het gebergte van Efraïm, en de Israëlieten kwamen bij haar voor een rechterlijke uitspraak.” (NBG) Richteren 4:4,5
Dèvorah was richter tussen de richters Samgar en Gideon. Dèvorah (דְּבוֹרָה) is een Hebreeuwse naam en deze betekent ‘bij’. Een honingbij leeft in de ordelijke structuur van een bijenvolk. Kenmerkend is alleen al de orde die we vinden in de bijenraat met haar zeskante cellen. Het woord Dèvorah is verwant aan het woord ‘davar’ (דְּבָרִ), dat ‘spreken’ betekent, ‘woord’, of ook ‘orde’. Dèvorah is de vrouwelijke vorm van het woord ‘davar’. Door het woord, door de davar bracht de Eeuwige orde in de chaos (תֹהוּ). De kern van het werkwoord davar is orde creëren.
Taal bestaat uit geordende klanken, geordende letters, geordende woorden en zinnen. In de tijd van Dèvorah was er chaos. Telkens wanneer er chaos ontstond stuurde de Eeuwige een richter of rechter; een sjafat (שֹׁפְטִ); iemand die recht doet, die orde brengt in de chaos. In Deut.1:16 lezen we:
“En ik gebood toentertijd aan uw rechters: hoort (de geschillen) tussen uw broeders en oordeelt rechtvaardig tussen de een en de ander, of dit diens broeder is dan wel de vreemdeling die bij hem woont.”
De vrouw Dèvorah was hier één van. Ze wordt de vrouw van Lappidot (לַפִּידוֹת), èsjèt Lappidot, genoemd. Een ‘lappid’ is een fakkel of toorts en ‘èsjèt’ is een vorm van ‘isja’, wat vrouw betekent. Dus deze woordcombinatie kan ook betekenen ‘vrouw met fakkels’ of ‘vrouw met toortsen’. Dèvorah was een door de Eeuwige geroepen en geheiligde rechter, die licht verspreidde door het Woord, door Torah, want dat was immers haar richtsnoer.
De Dèvorahpalm
Dèvorah zetelde (יֹשֵׁב) onder de ‘tomer Dèvorah’ (תֹּמֶר דְּבוֹרָה) op de har Efraïm (בְּהַר אֶפְרָיִם), op het gebergte van Efraïm. Tomer betekent stam, of kolom en is verwant aan het woord tamar, de palmboom met haar recht opgaande stam. Dus daar, hoog op die berg, onder die stoere recht opgaande kolom van de palmboom zit de rechter Dèvorah. Dèvorah is zo bekend/beroemd dat de palm waar ze onder zit de Dèvorahpalm wordt genoemd. De bené Jisraël (בְּנֵי יִשְׂרָאֵל), de kinderen van Israël, maakten alija (אֵלֶיהָ), gingen op naar haar, voor Torah-onderwijs (לַמִּשְׁפָּט). Het woord misjpat wordt hier gebruikt en dat betekent rechtspraak of verordening. In Psalm 119:102 lezen we bijvoorbeeld: “Ik wijk niet af van uw verordeningen (מִּשְׁפָּטֶ), want Gij onderwijst mij.”
Leiders ontbraken, ja zij ontbraken
In het lied van Dèvorah in Richteren 5:7 (NBG) lezen we:
”leiders ontbraken in Israël, ja, zij ontbraken, totdat ik opstond, Debora, opstond als een moeder in Israël.”
Deze door een bepaalde theologie gekleurde vertaling leidde tot de volgende conclusie: “De mannen lieten het afweten, en tot hun schande en bij gebrek aan geestelijke leiding was Debora als vrouw richteres.” Laten we eens uitzoeken wat er werkelijk staat in dit vers. Het valt direct op dat we twee keer het woord ‘chadloe’ (חָדֵלּוּ) tegenkomen, wat vertaald wordt met ophouden, niet doen, nalaten, rusten. Ook komen we twee keer het woord ‘sjaqamti’ (שַׁקַּמְתִּי) tegen, dat verwant is aan het werkwoord ‘koem’ (קוּם) (denk aan talitha koem: Marc.5:21), wat vertaald wordt met ‘opstaan’. Tenslotte vinden we nog het woord ‘ferazon’ (פְרָזוֹן), dit komt maar tweemaal voor in de Bijbel en wel in Richteren 5:7 en 11. Ferazon betekent boeren, platteland, of landelijke bevolking. De vertaling van dit vers blijkt moeilijk. Toch geven de meer letterlijke vertalingen zoals de Staten Vertaling, de Naardense- en de King James- gelijksoortige vertalingen weer.
(SV) "De dorpen hielden op in Israël, zij hielden op; totdat ik, Debóra, opstond, dat ik opstond, een moeder in Israël."
(KJV) "The inhabitants of the villages ceased, they ceased in Israel, Until that I Deborah arose, That I arose a mother in Israel."
(NV) "Verlaten lagen in Israël de dorpen, verlaten,- tot ik opstond, Debora, als moeder van Israël opstond!"
De volgende toelichting vond ik op de site van “Joods leven”:
“In open steden stopte men in Israël [te wonen], totdat ik, Dèvorah, opstond, ik stond op als een moeder in Israël. In open steden stopte men te wonen – Open steden zonder muren raakten onbewoond, wegens de vijanden en men zocht zijn toevlucht tot versterkte steden (Rasji). Maar de andere volken waren niet bang voor Israël en waren daarom niet bang om in open steden te wonen, want zij hadden de overmacht.”
In de Statenvertaling lezen we in Richteren 2:16
“En de HEERE verwekte (koem) richteren (sjafat), die hen verlosten uit de hand dergenen, die hen beroofden.”
Wanneer de HEERE richteren verwekte, dan verwekte Hij ook Dèvorah en was Dèvorah geen tweede keus. Ze was een door God geplande richteres. Dus, Dèvorah werd geen richter, profetes en oorlogsheldin omdat de mannen het lieten afweten. Ze werd dit omdat de Eeuwige dit zo wilde en haar koos. Hij maakt geen fouten en zegent het werk van Dèvorah. Zou God niet bij machte zijn om een man voor te bereiden voor deze taak? Neem bijvoorbeeld Jesaja, hij voelde zichzelf ongeschikt en de Eeuwige raakte zijn lippen aan met een vurige kool en hij kon gaan. In Richteren 6:15 lezen we hoe ongeschikt de man Gideon zichzelf vond: “Och, Here, waarmee zal ik Israël verlossen? Zie, mijn geslacht is het geringste in Manasse en ik ben de jongste van mijn familie.” En toch gebruikte de Eeuwige hem. Is het niet zo dat Hij juist vaak gebruikt wat zwak en klein is? Het zal inmiddels duidelijk zijn dat het argument: “De mannen lieten het afweten, en tot hun schande en bij gebrek aan geestelijke leiding was Debora als vrouw richteres” volkomen uit de lucht gegrepen is. Dèvorah streed voor haar volk als een moeder voor haar kind.
In Richteren 5:12 lezen we:
(NBG)”Waak op, waak op, Debora! waak op, waak op, zing een lied! Sta op, Barak! en voer uw krijgsgevangenen weg gij zoon van Abinoam!”
(SV) ”Waak op, waak op, Debóra, waak op, waak op, spreek een lied! maak u op, Barak! en leid uw gevangenen gevangen, gij zoon van Abinóam.”
(NV) ”Ontwaak, ontwaak, Debora,- jij spreekster!, ontwaak, ontwaak, spreek je uit in een zang!- sta op, bliksemse Barak, en vang jouw vangers, zoon van Avinoam!’”
We zien hier dat Dèvorah, de vrouw met de vurige toortsen, generaal Barak gebiedt. Barak betekent bliksemschicht. Ze gebiedt die bliksemse militair Barak. Haar gezag wordt ook geaccepteerd door generaal Barak. Dèvorah was een profetes, ze was één van de zeven vrouwelijke profetessen in Israël: Sara, Mirjam, Dèvorah, Hannah, Abigaïl, Huldah en Esther.